Naar aanleiding van het coalitieakkoord tussen PvdA, CDA en ChristenUnie heeft de GroenLinks-fractie in de Tilburgse gemeenteraad schriftelijke vragen gesteld over het sluiten van homohuwelijken in de gemeente. GroenLinks vindt dat gemeentes hun eigen verantwoordelijkheid nemen en niet toestaan dat ambtenaren weigeren rechtmatige huwelijken te voltrekken, om welke reden dan ook.

In het nieuwe coalitieakkoord tussen Partij van de Arbeid, CDA en ChristenUnie is een passage opgenomen die de positie beschermt van ambtenaren die weigeren een homohuwelijk te voltrekken. GroenLinks is van mening dat dit discriminerend is en in strijd met het eerste artikel van de grondwet. Dat artikel luidt: "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."

Wettelijk recht

Homoseksuelen hebben het wettelijke recht te huwen. Het is in een rechtstaat onacceptabel wanneer ambtenaren hun persoonlijk oordeel boven de wet te stellen. GroenLinks vindt dan ook dat de passage uit het regeerakkoord moet. Daarnaast wil GroenLinks dat gemeentes hun eigen verantwoordelijkheid nemen, en niet toestaan dat ambtenaren weigeren rechtmatige huwelijken te voltrekken, om welke reden dan ook.

Om dit te benadrukken roepen overal in het land fracties gemeentebesturen op om duidelijk te maken dat trouwambtenaren alle huwelijken dienen te voltrekken, en geen ambtenaren aan te nemen die daarmee problemen hebben. GroenLinks Tilburg heeft hierover art.47 vragen gesteld aan het college van B&W.

GroenLinks vindt dat er -juist in deze tijd van oplaaiende intolerantie jegens- en discriminatie van homo's- stelling genomen moet worden, en dat het knabbelen aan moeizaam verworven rechten ongepast is. Een overheid die toestaat dat ambtenaren een homohuwelijk weigeren te voltrekken, schept een klimaat dat discriminatie legitimeert.

Stekelenburg

De mogelijkheid voor ambtenaren om uit principiële overwegingen te weigeren homohuwelijken te sluiten staat al langer op de gemeentelijke agenda. In het vragenuurtje van de Raadsvergadering op 25 juni 2001 heeft de toenmalige voorzitter, burgemeester J. Stekelenburg op vragen van de fractie van D66 hierover als volgt geantwoord:

"De voorzitter repliceert dat iedereen de wet moet uitvoeren. Staatssecretaris Cohen heeft bij de behandeling in de Kamer gezegd dat in de praktijk creatief met de wet zou moeten worden omgegaan, waarna de VNG de gemeenten heeft laten weten dat een reglement voor gewetensbezwaarden op dit terrein ongrondwettig is.

Ambtenaren van de Burgerlijke Stand zijn voor een groot deel specifiek benoemd, meestal oud-ambtenaren. In de praktijk wordt bij de toedeling bekeken of zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen voor een ambtenaar, maar gelukkig komt dat bijna niet voor. Het niet toewijzen van een bruidspaar op grond van huidskleur, sexuele geaardheid, religie e.d. is niet aan de orde. Nadere regels zijn daarom niet echt nodig. Mocht een ambtenaar desondanks principiële bezwaren hebben tegen het sluiten van een homohuwelijk, dan moet eigenlijk worden vastgesteld dat hij of zij niet voor de functie geschikt is. Uiteraard zullen dan, zoals in alle zaken die in de sfeer van plichtsverzuim van toepassing zijn, disciplinaire maatregelen worden genomen, wat uiteindelijk ook tot ontslag zou kunnen leiden".

Naar aanleiding van het regeerakkoord en in het licht van bovenstaand passage heeft de fractie van GroenLinks de volgende vragen:

  1. Wordt door het College het bovenstaande standpunt, zoals is verwoord door burgemeester J. Stekelenburg, nog steeds gedeeld?
  2. Is het - desondanks - in de gemeente Tilburg al eens gebeurd dat een ambtenaar van de burgerlijke stand op grond van gewetensbezwaren geweigerd heeft een zogenaamd homohuwelijk te voltrekken? Zo ja, hoe vaak en hoe is daar mee omgegaan?
  3. Bent u, aannemende dat u vraag 1 positief beantwoordt, bereid om het kabinet op de hoogte te brengen van uw standpunt en aan te dringen op intrekken van de bepaling uit het coalitieakkoord?